Onderweg van realisme naar realisme

Alsof het gisteren was herinner ik me nog de frivole schoonheid van een klein schilderijtje van André Van Schuylenbergh.
Maar het is meer dan vijfentwintig jaar geleden dat ik in Aalst voor het eerst een tentoonstelling zag van deze toen pas afgestudeerde kunstenaar. Het betreffende werkje was een stilleven, wat expressionistisch, wat impressionistisch, maar in elk geval met zeer verlokkelijke kleuren en wat meer is: goed geschilderd. Het was onmiddelijk duidelijk dat deze jongeman talent had. Ik vreesde toen zelfs voor teveel talent. menig kunstenaar is ten onder gegaan aan een overdosis aangeboren kwaliteiten. Het is dan ook een boeiende opdracht om even te verwijlen bij een overzicht van zijn werk dat ondertussen een "oeuvre" is geworden, d.w.z. een reeks met een zichtbaar zinvol verband.

De naam die André aan zijn tentoonstelling meegegeven heeft is sprekend:"Van realisme naar realisme". Inderdaad is de weergave van de realiteit een constante in zijn werk. Toch zijn er tussen het aanvankelijke realisme en het huidige meerdere plastische avonturen gebeurd. Die afwisseling maakt zijn werk boeiend.

Van Schuylenbergh behoort tot een generatie kunstenaars die zich in de tweede helft van de jaren zeventig bezonnen hebben over hun artistieke project, hun zelf-zijn in relatie tot het omliggende kunstgebeuren. Voor André was dat een krachtmeting met de kunstenaar David Hockney.
Zijn eerste realisme ('78-'80) toont dan ook verwantschap met deze Engelse kunstenaar, tevens een boegbeeld van de pop-art zoals het in de UK tot ontwikkeling kwam.
De beelden tonen alledaagse eenvoud zonder franje. De mens wordt zichtbaar in zijn banale bezigheid, mooi afgelijnd in een steriele ruimte. Vele tijdgenoten van Van Schuylenbergh zijn bij de jaren zeventig gebleven. Het is moeilijk zich te onthechten aan zijn generatie. André heeft aangevoeld dat 1980 het centrum is van een keerpunt in de opvatting over kunst, die men dan 'postmodernisme' is gaan noemen. Hij heeft zelf die wending volledig meegevolgd. Van dan af is een kunstenaar niet meer zozeer diegene die het diepste uit zichzelf haalt, maar wel iemand die op een persoonlijke manier met reeds bestaande vormen omgaat en ze naar zijn hand zet. De kunstenaar wordt in grote mate een beeldenproducent. De voorbije twintig jaar heeft Van Schuylenbergh zich hierin ten volle kunnen uitleven, en dit met een grote virtuositeit.

Het Hockney-realisme spoelt begin de jaren tachtig weg onder de golf van de zogenaamde "Neue Wilden". De trend van de jaren zeventig was zeer "beperkend" geweest. Er waren de uitlopers van de pop-art, die uiteindelijk dicht bij de voorstelling van de dagelijkse realiteit wilden aansluiten.
Verder zegevierde de conceptuele kunst die zeer cerebraal elk verfplezier verbood. De fyperrealisten van hun kant ijverden pietepeuterig om de fotorealiteit zo dicht mogelijk te evenaren. Deze ingehouden energieën barstten los vanaf het begin van de jaren tachtig. Het was een tijd van een en al schildergeweld. Een vorm van neo-expressionisme liet toe om zeer exuberant te schilderen. Realisme kwam hier niet meer aan te pas. De overdrijving was terug het middel om kracht te laten uitstralen. Expressie was troef. André Van Schuylenbergh nam hier gretig aan deel. In de werken uit die tijd wemelt het van schematisch aangebrachte figuren, overwoekerd door losgeslagen motieven, allemaal met losse pols aangebracht. Soms verwant aan de graffiti signatuur, komen figuren te staan in een overvloed aan witte vegen, waarbij de afdruipende verf enkel de plasticiteit verhoogt.

De storm gaat na een paar jaar wat liggen. Dezelfde motieven blijven, maar er verschijnen monochrome vlakken die de compositie wat rustiger maken. Zijn polsslag is verstild. Van Schuylenbergh bespeelt niet alleen exuberantie, hij kent ook de regels van de soberheid. Zijn hoofdthematiek is weliswaar de vrouw, en zijn verfstriemen errond kunnen als sporen van paringsdansen gelezen worden, maar hij maakt ook stillevens van bloemtaferelen. Zijn reeks cactussen is hiervan een interessant voorbeeld. Vijf jaar lang heeft hij een aantal cactusplanten geobserveerd. Hoe ze groeiden en bloeiden en hoe ze vergingen zoals alle dingen. Met tussenjaren heeft hij ze geschilderd. Het lijkt wel een cactusstatieweg. Maar soberheid is in het oeuvre van André slechts een verposing, een beetje zoals het post coitum omne animal triste gevoel, de noodzakelijke rust om terug wild te worden. Zijn bewondering voor de topdesigner Ettore Sottsass kon hem hierin enkel opzwepen. Sottsass maakt de meest gekke vormen in meubels en in veelkleurig glaswerk. Deze laatste worden door André verzameld en ze zijn vertrekpunt voor zijn werk van de jaren negentig.

In zijn recentste werk is Van Schuylenbergh teruggekeerd naar een nieuw soort realisme. Gebruikte vormen worden op een zeer nauwkeurige manier geschilderd, verwant aan zijn vroeger realisme, maar zonder dat de figuren omringd worden door een accentuerende leegte. Integendeel ze worden vergezeld van een decor dat vol zit met elementen die hij onderweg ontwikkeld heeft.
De gehurkte vrouw is wel de meest erotischemogelijke pose van de vrouw. Haar sexueel heiligdom komt volledig centraal te zitten, en als zodanig kan men daar dan ook haar ziel vermoeden. Het is de houding die verbergt en toont te gelijk, die uitnodigt en tevens op afstand houdt. Met andere woorden, in zijn nieuw realisme blijft André ook zijn hoofdthematiek trouw: de omfloersde erotiek van de vrouw. Iedereen weet dat eens ontsluierd, ook de erotiek weg is. André weet de spanning te behouden en versluiert bontkleurig.

Laat me afronden met nog even de kenmerken van een Van Schuylenbergh op een rijtje te zetten. Er is vooreerst dat steeds weerkerende vrouwengezicht. Hij noemt het zijn "universeel gelaat", een uitdrukking waar ik kan inkomen op voorwaarde dat ze als "zoektocht naar" geconcipieerd wordt, een beetje zoals de opsporing van de Graal, m.a.w. een activiteit waarbij het zoeken interessanter is dan het vinden. Het resultaat van die speurtocht bij André is een interessant plastisch avontuur met een evenwichtig spel van variatie en gelijkenis. Is het een stylisering van Grace Jones of was Pascale het onbewuste model?
Vele werken roepen qua lijnvoering ook de schetsmatigheid van de modetekening op. Dit geeft het werk een snelheid, een vluchtigheid die zeer eigentijds is. De steeds veranderende wereld wordt zo in de schilderswijze gebracht. Hieraan verbonden straalt zijn oeuvre ook een jeugdigheid uit door een zeer hel en fel kleurenpalet. Zijn kleuren pijnigen soms de ogen. Soms is deze veelkleurigheid echter veel zachter en men is dan ook niet verwonderd de titel "Hommage aan Matisse" te lezen. Zijn kleurdiversiteit creëert artificiële tuinen waarin de vrouw zich verbergt. In dit decor komen ook een reeks vaak terugkerende krullen voor. Zij versieren de ruimte. Maar men kan dit beter semiotisch benaderen en deze frivole lijnen bekijken als gestyleerde sieraden die dan op hun beurt tekens zijn voor de afwezige/aanwezige vrouw. André Van Schuylenbergh is ook een veelzijdig man. Hij is verknocht aan het werken in zijn prachtig atelier naast de lelijke St. jozef kerk. Maar hij is ook een verwoed verzamelaar van o.a. Afrikaanse kunst. Men kan dan ook geregeld in zijn werk spreken van "afrikanismen": maskers verschijnen; de verftoets staat soms dicht bij de Afrikaanse motieven; de kleuren worden exotisch. Dit uitte zich zeer expliciet in een reeks totems ('80-'90). En hier kom ik, zonder te hebben beweerd exhautief te zijn geweest, aan het laatste kenmerk van Van Schuylenbergh. Hij houdt zich niet aan verf en penseel, maar gebruikt graag andere materialen. Collages, maar ook beeldhouwwerken die kunnen uitgroeien tot installaties. Stukken balken, gercupereerd uit het Aalsters belfort, worden sculpturen die aan hoofden doen denken, door met een kleine ingreep op hun eigenheid in te spelen. De ready made is dus ook van de partij. maar naast deze assemblages heeft hij ook in brons gegoten maskers gemaakt. Het zijn geen "vezoges" voor een of ander "voil jeannette", maar wel de moeite om in het Aalsters museum te tonen.


Prof. Dr. Willem Elias
Hoogleraar VUB
Voorzitter Hoger instituut voor Schone kunsten (HISK)